FILIP BOMMAREZ
Fleuigie van de Bleeckerye
Geschiedenis van de Nieuwmarkt
Van Hannoveren naer Rousselaere
Op 27 februari 1820 verschenen de 39-jarige herbergier Fredericus Sturm en de 23 jarige wever Petrus Joannes Malfaison op het stadhuis om te melden dat de dag ervoor, rond 10 uur ’s avonds, hun boezemvriend Ludovicus Fischaer was overleden in het huis “N° 24 Grootemerkt”. Ludovicus Fischaer was een 33-jarige, ongehuwde “musiekmaeker”, geboren in “Hamelen in Hannoveren”, die sedert acht dagen in Roeselare woonde. Zijn ouders waren de reeds overleden Conradus en de nog levende Dorothea Bonte (waarschijnlijk Bunte). Hoogstwaarschijnlijk was zijn correcte naam “Fischer” en hebben we hier dus te doen met Ludwig Fischer.
In de volkstelling van 1821 vinden we inderdaad de herbergier Sturm Frederick terug op de Grote Markt 24. Hij was ook geboren in “Hannoveren”; de naam van zijn geboorteplaats kon ik echter niet lezen.
Fredericus Sturm werd op 6 juni 1816 , met de toestemming van de bisschop van Gent, te Roeselare herdoopt. Voordien was hij Luthers gedoopt geweest. Zijn ouders waren Fredericus Sturm “ex Dassel in Hannovria” en Anna (zonder achternaam). Friedrich Sturm, want zo klonk zijn naam in het Duits, was rond 1782 in Einbeck in “Hannovria” geboren. Dassel en Einbeck liggen vlak naast elkaar, halverwege Kassel en Hannover.
Bij zijn herdoop kreeg hij de pastoor zelf als dooppeter en als doopmeter Francisca Buyse.
Hoe Ludwig Fischer kwam te overlijden, weet ik niet. Heeft hij zich dood gezopen? Was het een uit de hand gelopen gevecht? Wie zal het zeggen?
Wat ik wel weet, is dat er in de herberg van Friedrich Sturm een aardig mondje Duits werd gesproken; meer nog, er was toen een kleine kolonie Duisters, veelal uit Hannover te Roeselare gevestigd… en velen kwamen op de Nieuwmarkt terecht…
Uit Rond den Heerd 1887
Onze stede was al eens met het bezoek van Hannoveranen vereerd geweest. In “Rond den Heerd", 31 maart 1887 (jg. XXII, blz. 143-144) lezen we:
UIT DEN FRANSCHEN TIJD.
Omtrent het jaar 1796 zijn de Franschen, van al de Meenensche kalsij in Rousselare gekomen, ’s nuchtens ten vijven. Welhaast wierden de Hanoversche, die Rousselare bewaarden, dat geware: de trompetten wierden geblazen en de trommels klonken. Al de Hanoversche liepen te wapen, en zij liepen de Franschen in den bek juist aan de Mandelbrugge, bij het Augustinenklooster. Daar was er hard gevochten van wederkanten. De Franschmans wilden met geweld in stad, en de Hanoversche wederstootten ze met gelijke macht. De Hanoversche gerochten hunnen ouden generaal kwijt, een manneke van in de 70 jaar, en ’t riep gedurig: “Mijn Hanoveriaantjes, komt mij ter hulpe!” De Hanoversche generaal was nog in handen van den vijand, als de Nieuwmarktenaars door ’t Varwestraatje kwamen toegeloopen om de Franschmans te helpen verslaan. Alzoo was de vijand al twee kanten ingesloten, en verder kon hij niet meer. De Hanoveriaantjes pakten hunnen generaal weder, en zij sloegen maar altijd slaan op den vijand; en de Nieuwmarktenaars deden van’s gelijke al den anderen kant. De Franschen vluchtten, de eene al de Zuidstraat, en de andere al de Meenensche kalsij. Niet één Hanoversche liet zijn leven in ’t gevecht. Dienzelfden nuchten nogtans verlooren zij er eenen die al de Hoogledestraat te peerde gereden kwam: zijn peer struikelde aan den boord van eenen steenput, nu met eenen arduinsteen gesloten, omtrent de Markt; peerd en man vielen er in en verdronken. Het is te bemerken dat men over drie, vier jaar, in ’t kuischen van de Mandel, stukken van geraamten heeft gevonden, alsook aan een huis bij de Meenensche kalsij.
Onder al de soldaten die te Rousselare lagen voor de inval der Franschen, de Hessenaars waren de droefste, de Hanoversche de fraaiste, en de Kozakken de hardste. De Hanoversche waren rost of blond, en hadden blauwe oogen. Zij waren groot en fel. Daar en was er geen een met zwart haar.
Meest al de Hannoversche zijn aan hunne dood gekomen te Meenen, als Meenen door de Franschen geblokeerd en door hen plat geleid wierd.
De Kozakken hebben nog te Geluwe rond de kerke in de snêe gelegen, om de Franschen af te wachten en hun eens hard in den nek te dorschen.
Voor God, den Deken en de Nieuwmarkt
In het tweede deel van “Peegie”, “Zijn riem door ’t leven”, uit 1951 neemt Willem Denys dit stukje uit “Rond den Heerd” over en verwerkt het op een fantastisch volkse wijze in het hoofdstuk “ IK WIL… IK OOK.”, het trouwfeest van Peegie en Antette:
En midden dit feestelijk gedoe stapte Sissen de Pater naar het podium met een document in de hand. Hij groette het achtbaar gezelschap, zette zijn bril op en zei:
- Nu dat wij hier te samen gekommen zijn om ons jongste koppel te vieren, past het dat wij ook nekeer terugpeinzen op onze voorouders, de grondleggers en stichters van Roeselare, de oerbewoners van onzen heiligen grond. Ik hebben aan enen here uit stad gevraagd, een die sterk is in d’oude historie van onzen Nieuwmarkt, of hij ter gelegenheid van Peegies trouw niet ne keer een brakke had willen ineensteken waaruit dat blijken zoude van welk een krachtig en groot volk dat wij afstammen. Hij heeft dat met herte en ziele gedaan en ‘k ga ’t u ne keer voorlezen. In ’t begin is ’t in ’t schoon Vlaams geschreven, maar dan, ge gaat het gaan horen, zijn ’t onze vroede peren die voor de pinnen komen. Alzo begint die brok geschiedenisse:
En Sissen las:
“Omtrent het jaar 1796 zijn de Fransen
ARNAL
Op 12 januari 1796 werd Wilhelmina Maria Theresia Arnal op zee geboren en op 13 februari te Roeselare gedoopt. Haar ouders waren Franciscus Antonius Arnal en Anna Amelia Kolben.
De doopakte vermeld "pater est absens”; de vader was dus afwezig en dit is een belangrijk gegeven. Van belang is hier ook dat de peter en meter Nieuwmarktenaars waren: Petrus Casteleyn en Rosa Houthoofd.
Franz Anton Arnal zou dus rond 1766 geboren zijn in Hamburg en zijn vrouw Anna Amelia Kolben rond 1769; haar geboorteplaats kon ik niet ontcijferen…
Verder weet ik enkel dat op 28 augustus 1791, in Preussisch Oldendorf, Maria Christiana Wilhelmina Arnal werd gedoopt, dochter van Frantz Anthon Arnal en Johanna Amalia Ernestine Kobbe…
Terloops vermeld ik hier dat de familie Arnal Hugenoten waren die Frankrijk ontvluchtten en zich in Duitsland vestigden. Dit is echter van geen enkel belang voor ons.
KRAUSE
Joannes Christophorus Krause, ook genaamd Krausse en Krose, is overleden op 26 januari 1805 te Achim in het Keurvorstendom Hannover. Joannes was gehuwd met Theresia Vaniseghem, geboren te Roeselare.
Van Joannes en Theresia zijn twee kinderen bekend:
1. Ludovica Krause, geboren rond 1801 en gedoopt op 11 maart 1807 te Roeselare “... nata in Loone prope Caspeldamme districtus Monasteriensus, baptizata prius a ministro protestante in Nieuwenkercke...” (doopgetuigen waren Petrus Joannes Van Iseghem en Maria Theresia Thys). Zij baarde ergens een natuurlijke zoon, Joannes Krause die op 8 september 1822 te Roeselare overleed. Verder van haar geen spoor.
2. Anna Maria Margaretha Krause, ook genaamd Krausse, Krose, Anna Croeser, Anna Maria Crouze, Anna Crausen, Anna Croes, Anna Maria Ludovica Crausse en Maria Crause, geboren rond 1799 te Verden in het Keurvorstendom Hannover en gedoopt op 11 maart 1807 te Roeselare “... nata in Eyssel et prius baptizata a ministro protestante in Ampt Verden in Hanovria...” (doopgetuigen waren Petrus Jacobus Dieryckx en Maria (Martha) Josepha Dejonckheere). Anna Maria Margaretha Krause is overleden op 14 april 1871 te Roeselare.
Anna trouwt op woensdag 17 juli 1822 te Roeselare met de “marchand colporteur” Joannes Bekaert, ook genaamd Petrus Joannes Bekaert, zoon van Petrus Augustinus Bekaert en Catharina Samyn. Hij is geboren te Roeselare op 29 juni of januari 1793. In 1857 leurde hij niet meer en was hij wever. Hij overleed te Roeselare op 12 april 1870.
In 1857 woonden ze te Roeselare in Wijk C nr. 18 en op het einde van hun leven in de Vijfwegenstraat.
De huwelijksakte Krause-Vaniseghem kan ik nergens vinden. Het is dus goed mogelijk dat ze in Duitsland huwden. De overlijdensakte van een Theresia Vaniseghem, weduwe Joannes Christophorus Krause, vind ik ook niet.
Volgens mijn bescheiden mening gaat het hier echter om Godeleva Teresia Van Iseghem, ook genaamd Theresia Vaniseghem, dochter van Joannes Franciscus en Joanna Teresia van den Berghe. Godeleva Theresia is geboren op 5 april 1775 te Roeselare en aldaar overleden in de “Zwynsmarkt 25” op 18 juni 1832. Hoogstwaarschijnlijk was ze ook een van de slachtoffers van de toen heersende cholera-epidemie.
In 1832 staat ze vermeld als naaister net zoals Theresia Vaniseghem, weduwe Krause, in de huwelijksakte van dochter Anna Maria Margaretha Krause uit 1822, als naaister staat vermeld.
FITTELER
Het is dus goed mogelijk dat ze hertrouwde en opnieuw met een kerel uit Hannover, dit keer Joannes Fiteler, ook genaamd Videler, Vidler, Vitteler en Fitteler, zoon van Laurentius Fitteler en Catharina Kauffman, geboren rond 1783 en overleden op 30 mei 1846 te Roeselare, in de “Zwynsmarkt 30”. In 1846 was hij schoenmaker. Zij plaats van herkomst in verscheidene documenten was: …goettingensis, ex hannovria, ex gottin in annovria, ex guittingen in hannovria, ex kittingen (hannovria), Kittingen bij Hessen Cassel/Hanoverien…
Nader onderzoek wees uit dat dit Göttingen bij Kassel moet zijn, niet zo ver van Dassel en Einbeck, de plaatsen van herkomst van Friedrich Sturm die ooit een herberg op onze Grote Markt uitbaatte…
Met Joannes Fitteler kreeg ze nog vier kinderen en de dooppeter van haar derde kind, Theresia Eugenia Vidler, geboren op 7 februari 1814 te Roeselare , was Joannes Vincentius Crous. Deze laatste was waarschijnlijk een familielid van haar eerste man.
Hier stelt zich weder het zelfde probleem als bij haar eerste huwelijk: geen akte te vinden. Was ze opnieuw in Duitsland gehuwd?
SASS
De contacten tussen Achim, waar haar eerste man was overleden, en Roeselare en meer bepaald de Nieuwmarkt, bleven, want op 12 augustus 1852 huwden te Roeselare de volgende tortelduifjes:
1. Joannes Henricus Sas(s) of Stackkamp, ook genaamd Ferdinandus Sas(s) en Joannes Henricus Ferdinandus Stackam, natuurlijke zoon van Joannes Stackkamp en Anna Sass. Joannes is geboren op 25 november 1819 te Achim in het Keurvorstendom Hannover, en werd te Roeselare gedoopt op 24 februari 1829. Hij was eerst Evangelisch gedoopt. Hij was “omzwerver” (1852-1857), “rondreizenden koopman” (1866) en vanaf ongeveer 1869 beeldenmaker. Joannes Henricus Sas(s) is overleden op 7 juni 1869 te Roeselare op de Nieuwmarkt.
2. Rosalia Detailleur, ook genaamd Natalia Detailleur, Rosalia Detailleu, Theresia Detailleur en Nathalia Rosalia Detailleur, dochter van Carolus Ludovicus Detailleur en Judith Ronse. Zij was voor haar huwelijk naaister, daarna leurster en uiteindelijk ook beeldenmaakster. Rosalia is geboren op 14 juli 1823 te Roeselare. Rosalia was later gehuwd met Charles Louis Cobbe.
RICHERS
Henricus Wilhelmus Richers, ook genaamd Henricus Guilielmus Richers, zoon van Joannes Henricus Richers en Anna Sofia Garlisch, is geboren rond 1786 te Affinghausen bij Bremen in het Keurvorstendom Hannover en werd gedoopt op 8 januari 1816 te Roeselare “... natus in Affingenausen in Hannovria prope Bremam…”. Hij ook was dus eerst Evangelisch gedoopt. Heinrich Richers is overleden op 27 oktober 1855 te Roeselare in de Ieperstraat 7. Hij was toen “kleerverkooper”.
Hij trouwt (kerk) op 9 januari 1816 te Roeselare (huwelijksgetuigen waren Antonius Castelein (vader) en Franciscus Vitse) met Maria Theresia Casteleyn, ook genaamd Theresia Castelein, dochter van Antonius Franciscus Casteleijn en Isabella Regina Houthooft. Maria is geboren op 15 april 1796 te Roeselare en aldaar overleden in de Ieperstraat op 12 augustus 1862. In 1855 was zij naaister en in 1862 “byzondere”.
Maria Theresia Casteleyn was een verre nicht van Judith Ronse, de moeder van Rosalia Detailleur die in 1852 zou huwen met Joannes Henricus Sass. Hun vaders waren volle neven en we weten zelfs hoe ze eruit zagen en met wat ze handel dreven. Hun profielen voldoen volkomen aan dat van de echte Nieuwmarktenaar in die tijd. We lezen in de hen verleende paspoorten:
9 december 1780:
aen Antonius Castelein fs. Joannes oudt 24 jaeren lanck 5 voeten min 2 duijm fransche maete dragende sijn eijgen hair bruijn van couleur en gecrolt taensicht levende van couleur, bruijne wintbrauwen de oogen bleeckbruijn, sigh geneirende met vodden te coopen, en te vercoopen spinne pijpen, vlieghers, toortels, pesen spillen, snuijf en andere goederen
22 december 1790:
Aen Franciscus Ronsse sone van Gregorius, oud vier en twintig jaeren, lang vijf voeten eenen duijm en half fransche maete, draegende zijn haijr rond gesneden bruijn blonde van couleur, bruijnagtige oogen, blonde winkbrauwen, scherpen neus, dickwils uijtgaende om haesevellen, sleunsen etc. te koopen
Van Henricus en Maria zijn zeker veertien kinderen bekend. Op de doop van hun derde, Joannes Fredericus Richers geboren op 19 december 1818 zien we Fredericus Muller als doopster verschijnen. Met deze gaan we nu verder…
MÜLLER
Friedrich Müller, ook genaamd Fredericus Wilhelmus Muller, zoon van Heinrich Müller en Dorothea Gemme, is geboren in 1781 te Nienburg in het Keurvorstendom Hannover en gedoopt op 6 april 1818 te Roeselare (doopgetuigen waren Renardus Augustinus Mahieu en Marianne De Jonghe). Friedrich overleed op 26 januari 1843 te Roeselare in de Kattenstraat 24. In 1843 was hij kleermaker.
Hij trouwt (kerk) op 7 april 1818 te Roeselare (huwelijksgetuigen waren David Reijns en Jacobus Vermander) met Barbara Theresia Van Iseghem, ook genaamd Theresia Van Iseghem, dochter van Josephus van Iseghem en Maria Josepha Vangheluwe. Barbara is geboren op 28 december 1796 te Roeselare en aldaar overleden op 31 augustus 1858 in de “Dixmuidestraat”. In 1843 was ze spinster en in 1858 pensverkoopster.
Barbara was later gehuwd met Florentinus Defraeye.
Van Friedrich en Barbara zijn dertien kinderen bekend:
1818: SARGHUSEN
Joannes Sarghusen, ook genaamd Joannes Henricus Sarghos, zoon van Leonardus Sarghusen en Isabella Maria Buise (Catharina Gruncken), is geboren rond 1795 te Lüneburg in het Keurvorstendom Hannover en gedoopt op 11 december 1818 te Roeselare “... ante hoc baptizatus o ministro lutherano...” (doopgetuigen waren Joannes Bouckaert en Anna Mollez). In 1819 was hij werkman en woonde reeds te Roeselare.
Joannes trouwt (kerk) op 9 juni 1819 te Roeselare met de toestemming van zijn moeder weduwe (huwelijksgetuigen waren Joannes Samyn en Fredericus Muller) met Maria Teresia Mollez, dochter van Germanus Mollez en Anna Theresia Brouckaert. Op dezelfde dag huwt hij voor de wet; getuigen zijn: Joannes Samyn, 22, wever; Bonifacius Verschoore, 35, huidevettersgast; Antonius Brysse, 52, wever en Fredericus Muller, 37, kleermaker.
Copyright @ All Rights Reserved