FILIP BOMMAREZ
Fleuigie van de Bleeckerye
Geschiedenis van de Nieuwmarkt
Tumult aan de brug van de Nieuwmarkt
Wat nu volgt, speelde zich af “aen de brugge van de Nieuwe Maert”. Deze brug over de Mandel die toen nog een open rivier was, werd de “Westbrugge” of “Weststeenbrugge” genoemd. Toendertijd lag ze aan de grens van de wijk de Nieuwmarkt, later kwam ze in het centrum van de Nieuwmarkt te liggen.
Ik zie dit alles voor mijn ogen gebeuren daar ik het temperament van de oude generatie nog heb meegemaakt door veelvuldig contact met onder andere de tantes van mijn moeder...
Listigheid en onstuimigheid: roepen, tieren, vloeken, duwen en trekken…
Ik begrijp nog altijd niet hoe de schout en de sergeant het in hun hoofd haalden om met t’Jaeter net over deze brug en dwars door de Nieuwmarkt naar het stadhuis te trekken... “Zot zyn, doe gêen zêer”, zegt men te Roeselare...
Detail van de kaart uit Verheerlykt Vlaandre, 1735
In privébezit
Toen zij “binnen de stede aen de brugge van de Nieuwe Maert” gekomen waren, begon t’Jaeter fors tegen te spartelen en zijn stamgenoten bijeen te schreeuwen. Terstond kwamen zijn broer, ook genaamd Jacobus, en zijn beide zusters, Maria Theresia, getrouwd met Martinus Ingels, “met haer kint op den aerm”, en de zwangere Isabella Constantia, getrouwd met Joannes Thomas, aangelopen. Zij werden gevolgd door een grote menigte…
Zijn zusters vroegen onmiddellijk wat er aan de hand was. Toen zij vernamen dat hun broeder samen met “Pieter Raed” verscheidene boomtakken had afgehouwen op de hofstede van weduwe Moerman en praktisch letterlijk uit een boom geplukt was, zijn zij terstond “uytgevallen in getier, vloeken ende sweeren” en zeiden dat hij “noyt in de gevangenisse en soude gaen”. Maria Theresia zou letterlijk aan schout Degeest gezegd hebben: “mynen broeder en sal noyt aleyk voor een taxken droog houdt inde gevangenisse gaen”. Isballe Constantia beweerde tijdens haar verdediging dat ze in tegenstelling met haar zuster toen niets gezegd had “weesende te veel getroubleert over haeren broeders aenhaudinghe”.
Om hun te kalmeren zei schout de Gheest dat ze enkel naar het stadhuis gingen. Ze geloofden hem echter niet en hebben toen “veel geweld gebruykt omme al worstelende ende trekkende” hun broer uit de handen van sergeant Francis Godron te bevrijden die beschuldigde bij een arm vasthield. Er ontstond een verschrikkelijk tumult: roepen; tieren, vloeken, duwen en trekken…
Ze hebben toen hun “broeder byden aerm getrocken” en sergeant Godron die hun broers arm vasthield “teruggestooten met insight om” hun “broeders aerm die door de koorde soo sterck gespannen was dat syn geheel handt swart ende blauw was geworden eenigsints los te maecken”. Tijdens het proces beweerde Maria Theresia dat zij en haar zuster hierbij niet de mening toegedaan waren dat hun “broeder de intentie soude gehadt hebben de handen vanden geseyden schout te ontsnappen mits hy soo wel als sy moesten weeten, dat voor het cappen van eenen droogen tack houdt hem geen groot quaet en soude aengedaen worden”.
Ze hielden gedurig t’Jaeter vast en poogden het touw dat rond zijn armen gebonden was, los te maken. Gedurende al deze woelingen rond de brug aan de Nieuwmarkt was t’Jaeters oudste zuster Maria Theresia duidelijk de meest vervaarlijke.
Tijdens dit geharrewar slaagde t’Jaeter erin een groot vouwmes uit de vestzak van zijn broer te nemen. Daar zijn handen nog gebonden waren liet hij dit echter vallen. Vliegensvlug raapte Maria Theresia het op en sneed “de coorde waermede synen slinken arm gebonden was” gedeeltelijk door waarna ze het mes terug aan haar broer t’Jaeter doorgaf.
Op dit tumult zijn dan afgekomen “eenen grooten hoop vrouwen, mans ende kinderen die de turbulentheden door hun geschreeuw ende geraes hebben vermeerdert” en Maria Theresia bleef maar met volle geweld worstelen en aan haar broer trekken.
Op dit moment begreep de schout dat de toestand uit de hand begon te lopen en om alle onheil te vermijden gaf hij sergeant Godron het bevel om t’Jaeter los te laten. Een andere mogelijke versie is dat de sergeant onze Jacobus op eigen initiatief en “uyt eygen vreese” losliet toe hij zag dat deze een groot vouwmes had kunnen bemachtigen. Het proces is hierin niet duidelijk.
Met de hulp van zijn oudste zuster Maria Theresia kon Jacobus toen het touw volledig verwijderen en vluchtte hij de “meerschen” in. Schout Pieter de Gheest probeerde hem nog in te halen maar was hiervoor een tikkeltje te traag.
Na de achtervolging keerde de schout terug naar de brug op de Nieuwmarkt en zij tot Maria Theresia Deckmyn: “Vrouw en gy hebt geheel quaelyk gedaen gy gaet wel van u bedde gelicht worden ik apprehendere u”. Zij antwoordde daarop “vloekende ende sweirende”: “Gy en moet my van myn bedde niet lichten ik sal met u mede gaen naer de gevangenisse en dan kont gy myne kinderen besorgen”. Ze volgde dan ook de schout zo’n twintig à dertig voeten “tot voor haere woonste” en is dan “teruggebleven ende in haer huys gegaen”. Een andere mogelijke versie is dat zij stopte met hem te volgen toen hij zij “dat hij met haer geene affairen en hadde”.
Uit dit laatste kunnen we afleiden dat Martinus Ingels en Maria Theresia Deckmyn in de huidige Wallenstraat woonden.
Copyright @ All Rights Reserved