Zwaarddansers

Geschiedenis van de Nieuwmarkt

Zwaarddansers

Detail uit Sint-Joriskermis, ets van Pieter Breughel, 1559

Begin 1779 ontving men te Roeselare volgend schrijven vanuit Tielt gedateerd 25 januari 17791: “Alhier toegecommen sijnde ses à seven persoonen onder den naem ofte tittel van s’sweirt dansers, tittel soo ons dunckt die niet anders strecken en can, als om te favorizeren den geenen van ledighgangers ofte bedelaers…”. “In dese suppositie” hadden de Tieltse autoriteiten “uijt crachte van den circulairen brief aen ons toegesonden van weghen den heer Raedt & advocaet fiscael vañ Raede in Vlaenderen in daeten 23ste deser de geseijde persoonen bij provisie doen gijselen”.

Onze zwaarddansers waren dus voorlopig de gevangenis ingevlogen en de Tieltse autoriteiten vroegen aan die van Roeselare “wat ampt, stijl, negotie ofte handwerck sij syn doende om eerlijck aen het broot te geraeken” en of ze “souden connen worden gecomprehendeert in den geseijden brief van gemelden heer Raedt fiscael” en dus “de selve niet beter onder den militairen dienst souden worden ghebraght als te blijven ronderen van d’een prochie naer d’ander”.

Op het einde van de brief volgen de namen van deze zwaarddansers:


1. Benedictus Van Outryve;

2. Joannes Van Outryve;

3. Jacobus Van Outryve;

4. Joseph Van Coillie;

5. Franciscus Van Coillie;

6. Joannes Van Coillie;

7. Franciscus Verolmen;

8. Pieter Callebert;

9. Pieter Joseph Hoet, niet van de Nieuwmarkt.


Nog dezelfde dag, dus ook op 25 januari 17792, sturen die van Roeselare het volgende antwoord naar Tielt. Al deze zwaarddansers zijn “inwoonders deser stede die geen ambacht en connen en het eenigh werck dat sij doen is gaen naer de zee om visch af te haelen waermede sij hun niet en connen onderhouden, bij dies al moeten geholpen worden vande goederen vanden aermen naementlick inden winter en dat de selve door ons al waeren opgenomen om indien sij hun voluntairlick niet en souden hebben laeten engageren de selve op te lichten als ledighgangers tot den dienst vande majesteit als sij t’huijs gecommen souden hebben, wat aengaet den g.e pieter joseph hoet den selven is een soon van een herberghe ter prochie van moorslede die wij geloven een werckman te sijn als hij geene daghheuren en can winnen met spelen op de viole”.

De Roeselaarse autoriteiten waren hoogstwaarschijnlijk aardig op hun tenen getrapt. Het zal je maar overkomen zo terechtgewezen worden door een andere gemeente. Vraag is nu natuurlijk of het waar was dat die van Roeselare de betrokkenen reeds opgenomen hadden in de lijst met mensen die als “ledighgangers” gingen opgepakt worden indien ze niet vrijwillig dienst namen in het Oostenrijks leger...

Toen ik de namen van deze zwaarddansers zag en tevens las dat het arme visvoerders waren die tijdens de winter door “den disch” moesten worden geholpen, wist ik onmiddellijk dat het hier om mijn voorouders ging!

Wat later bleek dat 1779 een scharnierjaar was in de geschiedenis van onze Nieuwmarkt. Al dan niet naar aanleiding van het zwaarddansen te Tielt maar zeker aan de hand van de “circulairen brief” van de “Raede in Vlaenderen” werd er een ware razzia gehouden onder onze Nieuwmarktenaars en eindigden velen in een van de nationale regimenten of in de gevangenis…

Dit was ook een buitenkansje voor het overige deel van de Roeselaarse bevolking en vooral de burgerij. Ze hebben de mensen van onze Hoek nooit een warm hart toegedragen en nu konden ze zich van deze – in hun ogen – bandieten ontdoen.


1. SAR 606

2. ibidem


Copyright @ All Rights Reserved