FILIP BOMMAREZ
Fleuigie van de Bleeckerye
Geschiedenis van de Nieuwmarkt
Twee eeuwen in de kijker
Inleiding
Ontelbare keren werden de Nieuwmarkt en zijn bewoners gedurende de laatste twee eeuwen in verscheidene dokumenten en artikels vermeld of beschreven.
Voor dit hoofdstuk kon ik mij weliswaar baseren op een paar reeds verschenen werken maar maakte er toch een erezaak van om zelf nog eens het origineel te raadplegen. Zodoende kon ik enkele kleinere foutjes elimineren en enkele stukken vervolledigen. Dit laatste was vooral nodig als de Nieuwmarkt niet het hoofdonderwerp was en slechts kort aangehaald werd.
Hier volgen de werken waarop ik dit hoofdstuk baseerde:
• “Oud Rousselaersch Nieuws, 1815-1914”, J. Huyghebaert, Deel I en II;
• “De Nieuwmarkt van Roeselare volgens beschrijvingen uit de 19de eeuw”, J. Huyghebaert in Biekorf, 1989, nr. 1;
• “Pastoor-Deken Bernard Moens in de bres voor “moraal en milieu” te Roeselare 1808-1814”, M. De Bruyne in Rollarius, jg. XX, nr.2, 1991;
• “De Roeselaarse rederijker, schoen- en grafmaker Raymond Calmeyn (1784-1868)”, M. De Bruyne in Biekorf, jg. 82, nr. 4, 1982;
• De webstek van het Stadsarchief van Aalst: http://aalst.courant.nu;
• De webstek van Erfgoed Brugge: https://erfgoedbrugge.be/collection-pagina/historische-kranten/;
• Eigen verzameling en opzoekingen.
Geniet van dit werk. Het toont aan dat de Nieuwmarkt reeds lang een intrigerend onderwerp was en nog steeds is...
16 juli 1808: Pastoor-Deken Bernard Moens, Brief aan de burgemeester, de politiecommissaris en de overige leden van de politie van Roeselare
Messieurs,
Ce que j’ai vu moi-même, et les rapports et plaintes multipliées, qu’on me fait sur l’indécence alarmante qu’on commet en plusieurs endroits de cette commune en se baignant tout nu à la vue des personnes de tout sexe et de tout âge, ainsi que sur l’insociance de quelques parents, qui laissent leur enfants courir tous nus les rues, particulièrement au nieuwmarkt, me forcent de recourir à vous, Messieurs, et d’implorer vos secours, pour empêcher des desordres aussi contraires et pernicieux aux bons moeurs. C’est surtout à une heure après midi et dans le mandel au voisinage des blanchisseries des sieurs Valcke et Callebert, et de la tannerie du sieur Van Caillie et passé la ville, du côté de Spagnen, ainsi que dans un puit près du elleboog dans les environs de la chaussée de Bruges, qu’on trouve les delinquans.
Je mets ma confiance en votre zele et vigilance, Messieurs, vous priant d’agréez les assurances de respect avec lequel, je suis, Messieurs, votre très humble et très-obeissant serviteur.
Ber. Jos, Moens past. Roul. du presbitère de Roulers
11 juli 1821: Gazette van Brugge
Achtsten Koop. Een Huys van twee woonsten met d’erve en hovenier-hof waer het zelve is op staende en medegaende, binnen de stad Rousselaere, by de nieuwmarkt, paelende van oosten aen de katte-straet, van zuyden aen de brouwery-straet, ten deele west en noord den groenselhof van Sr. Van Gheluwe.
Gebruykt door Clement Osstyn en Jan Callebert, mits 54 guldens 86 cents of 64 guldens brabands courant, lasten vry by jaere, tot den laetsten April 1822.
20 juli 1829: Alexander Rodenbach, Le Catholique des Pays-Bas
... Les chasse-marées et poissonniers sont nombreux à Roulers. Leur large poitrine, leur haute stature, leur teint frais prouvent que les jouissances de la mollesse n’ont pas abâtardi cette race primitive. Les femmes ne sont pas moins robustes. Leur activité commerciale est surprenante. On les rencontre sur tous les points des Deux-Flandres et même du Hainaut. La population du nouveau marché de Roulers se compose exclusivement de chasse-marées. Ces braves gens ne se marient pas hors de leur caste; pour rien au monde ils n’abandonneraient le quartier héréditaire. Quiconque enfreint ces lois sacrées de la coutume est regardé comme un paria; rien ne peut le relever de son opprobre.
Les chroniques parlent d’une petite peuplade émigrée de Nieuport à Roulers et de batailles furieuses livrées par nos amazones peu hospitalières. De vieilles gravures représentent encore ces héroïnes brandissant des queues de raies en guise de poignard. …
4 juni 1832: Brief vanuit Roeselare gericht aan de gouverneur van West-Vlaanderen (SAR 87bis, nr. 1087)
Mr Le Gouverneur
Cholera
4 Juin 1832
Nous avons L’honneur de vous faire connaitre Mr Le Gouverneur, que hier à 6 heures de l’après midi, Le médécin VanDermeersch, nous ayant envoyé un rapport disant que le nommé Jean Ingels chassemarée en cette ville, était mort du cholera morbus, nous avons fait assemblée desuite la commission Sanitaire et les autres médécins qui avaient aussi visité le malade et le cadavre, n’étant pas d’accord sur le vrai caractère de la maladie dont la personne susdite avait été atteinte, le Commission a décidé, sur la proposition des médécins de faire l’autopsie du cadavre le lendemain, et il résulte au procès verbal de l’opération, dont copie cijointe, que l’individu prénommé, n’est pas mort au Cholera, mais bien d’une maladie d’inflamation chronique des intestins.
De dag ervoor, op 3 juni 1832, was Joannes Albertus Engels, 34 jaar, “vischvoerder”, echtgenoot van Joanna Theresia Bouckenooghe, zoon van Joannes en Catharina Degrendele, op de Nieuwmarkt overleden. De “commission Sanitaire” sloeg hier de bal volledig mis. Joannes Engels/Jean Ingels overleed wel degelijk aan de gevolgen van de cholera. De volgende dagen en weken ziet men dan ook onze stadsgenoten bij bosjes sterven. Vooral de Nieuwmarkt betaalde een uiterst zware tol en het was ook een Nieuwmarktenaar die de twijfelachtige eer had deze ziekte in onze stad te hebben binnengebracht. In zijn hoedanigheid van visvoerder had Joannes Engels ze ergens opgeraapt, waarschijnlijk in Menen of Rijsel...
12 dagen later volgde dan dit artikel...
16 juni 1832: Den Vaderlander, Gent
... den cholera-morbus heeft zich geopenbaerd in den wijk genoemd de Nieuwe-Markt ...
12-13 mei 1839: Journal de Bruges
“- Un chassemarée, arrivé sans conducteur, le 8 mai à 9 heures du soir, à la barrière de Wynendaele à 5 quarts de lieu de Thourout, sur la route d’Ostende à Courtrai, a fait présager un accident sinistre. Cette charrette chargée de 16 paniers de poisson, a été reconnue à l’instant être celle du sieur Pierre Jean Calleberg de Roulers, et on s’est décidé aussitôt d’aller à sa recherche, sur la route parcourue. Attiré par les aboyements de son chien jusqu’à une centaine de pas de la barrière de Thourout, on a trouvé le cadavre du malheureux gissant sur le pavé, la tête horriblement fracassée, sans doute par une roue de sa voiture, qui lui a passé sur le corps. Le chien assis sur le cadavre, lêchait en gémissant la tête sanglante de son maitre et defendit l’approche avec un acharnement extraordinaire. La police avertie a été forcée de tuer cet animal fidèle, avant de pouvoir enlever le corps.”
Het gaat hier om mijn oudgrootvader Joannes Antonius Callebert, “Joantjie”/“Waentjie”, visvoerder/visverkoper, geboren op 28 juni 1792 te Roeselare en overleden op 4 mei 1839 te Wijnendale. In het extract van de overlijdensakte te Roeselare lezen we: “... op heden om dry ueren 's morgens te Thourout, langs den Steenweg van Thourout op Ostende, gehugte Wijnendaele omtrent in het gescheid van Thourout en Ichtegem, is doodgevonden...”
In de originele overlijdensakte van 4 mei 1839 te Torhout lezen we: “... op heden om drie uren s'morgens te Thourout langs den steenweg van Thourout op Ostende, gehuchte Wynendale is doodgevonden Jan Callebert, vischvoerder, oud zes en veertig jaeren, ..., zoon van Jan en Isabella Coleta Cogghe, echtgenoot van Coleta van Moerkerke...”
Interessant hier is dat men het woord “chassemarée” ook gebruikt voor de kar die door een visvoerder, ook “chassemarée” genaamd, werd gebruikt, dat men spreekt van 16 manden met vis, dat het transport ’s nachts gebeurde en Jan Callebert door een hond werd vergezeld. Allemaal elementjes die zullen bijdragen tot een betere beeldvorming van de vishandel van onze Nieuwmarktenaars...
Na een voorzichtige analyse van alle gegevens, kwam ik tot de volgende voorlopige reconstructie van het hele gebeuren:
In de nacht van 3 op 4 mei 1839, rond middernacht, passeert Jan Callebert met een gespan, beladen met 16 manden vis aangekocht in Nieuwpoort of Oostende, de barrière van Wijnendale. Hij zet zijn weg verder richting Roeselare en even later gebeurt er iets waardoor hij komt te overlijden aan verschrikkelijke verwondingen aan zijn hoofd. Het paard/de paarden slaat/slaan op hol en keert/keren terug naar de barrière van Wijnendale waar ze het gespan onmiddellijk herkennen daar het er dezelfde nacht reeds was voorbijgekomen. Men gaat onmiddellijk op zoek naar Jan Callebert en vindt hem wat verder op de kasseien met een bebloed en zwaar toegetakeld hoofd. Zijn hond zit huilend en grommend boven op het lijk en likt het hoofd van zijn meester. De politie is verplicht het trouwe dier af te maken om bij het lichaam te geraken.
Is Jan Callebert ingedommeld en van zijn kar gevallen en reed één van de wielen over zijn hoofd? Had hij gedronken? Ik weet het niet... Ik weet wel dat ik in elk geval geen kwaad opzet mag uitsluiten gezien zijn familiebanden met mensen die zich schuldig hadden gemaakt aan bendecriminaliteit in de Franse tijd...
Hieronder een schets aan de hand van de Vandermaelen kaart (1846-1854); de rode cirkel duidt ongeveer de plaats van het gebeuren aan, de rode rechthoek is de barrière. Dit gebouw bestaat nog en is op de foto eronder te zien.
Copyright @ All Rights Reserved