Van Rosendael 1882 tot... Deel III

Van Rosendael 1882 tot... Deel III

Op logement in Avelgem

We zijn hier rond het jaar 1925 en deze Nieuwmarktenaars bevinden zich op “logement” te Avelgem. Een “logement” was een plaats waar men langere tijd verbleef om in de omgeving leurhandel te drijven of waar men even overnachtte om daarna naar een verder gelegen oord te trekken en dan daar handel te drijven.

1925 was tevens ook een beetje de overgangsperiode van leuren met paard en kar naar leuren met de auto. Op de foto ziet men twee koetsen en een auto en een lolbroek poseert met een paard.

Tussen een heel pak andere Nieuwmarktenaars herkennen we enkele oude bekenden uit ons vorig verhaal:

1. Ferdinand “Joannes” Degrendele (1873-1942), man van

2. Celina Ingels (Triene) (1874-1955)

3. Gustaaf Vancoillie (Knutle) (1890-1955), man van

4. Elisa Ingels (Kotte) (1891-1965).

Alle anderen heb ik ook kunnen identificeren. Ik zoek hiervoor nu nog een gepast plaatsje op deze webstek...

De foto werd genomen op de binnenhof van het logementshuis van de familie Verdonckt. Hun huis stond op de hoek van de huidige Doorniksesteenweg tussen nr. 107 en 121, waar zich nu de parking rechtover het Sociaal Huis bevindt.

Op onderstaande kaart uit de Vandermaelen kaarten (1846-54) staat het gebouw aangeduid als het cabaret “la Maison des Briques”, door iedereen gekend als “Het Steenen Huis”.

In die tijd waren Avelgem en zijn Doorniksesteenweg niet onbelangrijk voor onze Nieuwmarktenaars. Deze straat leidde naar de brug over de Schelde en verder naar Doornik, enz.

Deze laatste stad was waarschijnlijk het favoriete afzetgebied van “Knutle” en “Kotte” want later hebben ze zich daar gevestigd er zijn en uiteindelijk overleden…

De Schelde speelde ooit een belangrijke rol in het leven van van mijn betovergrootvader “Slekke” zoals we nu zullen zien in het volgende hoofdstukje…

Heldendaad te Avelgem

De lolbroek die hierboven met het paard poseert in het “Het Steenen Huis” te Avelgem, was “Manten Brie”, een kleinzoon van mijn betovergrootvader “Slekke”. Manten zal er wel een graag geziene gast zijn geweest want zijn groovader “Slekke” had een heel speciale band met Avelgem…

Wat was er nu gebeurd? Wel, op 12 februari 1871 waren vijf kindern in de omgeving van Avelgem door het ijs van de Schelde gezakt. Drie ervan had hij uit het water geholpen; twee andere waren verdronken. Hiervoor kreeg hij later het “bronzen kruisken voor moed en zelfopoffering”.


Hieronder de krantenartikels vanuit die tijd; verwarring alom dus:

16 februari 1871: De Westvlaming:


Zondag laatst is te Avelghem, ten gevolge van den hernomenen vorst, een ongeluk voorgevallen, welk het leven kostte aan twee kinderen en de dagen van den heer onderpastor Joseph Deprez in het grootste gevaar gesteld heeft. Ziehier wat wij desaangaande vernomen hebben: Drie kinderen waren, door het breken van het ijs, in een diep water gevallen. De heer onderpastor Deprez zag het, en aanstonds schoot hij zich vooruit om ze te verlossen. Hij ook viel in het water, en daarbij nog drie andere personen toegesneld om hem te helpen. De heer Deprez was stervende reeds van koude, wanneer hij gered wierd door eenen gebuur, Victor Bertien genaamd. De drie personen ter zijner hulp toegesneld, zijn insgelijks gered benevens een der drie kinderen. De twee andere zijn versmoord. De heer onderpastor, die bijna het slachtoffer was van zijne zelfopoffering, is, gelijk drie zijner redders, door de ijsbrokken, aan handen en beenen gekwetst. Men hoopt nogtans dat zij na korte dagen zullen hersteld zijn.


18 februari 1871: ’t Jaer 70:


De Eerweerde Heer Deprez, Onderpastor van Avelghem, heeft Zondag, ten 1 ure, vijf kinders van onder het ijs gehaald. Er zijn er algelijk nog twee ingebleven; en weinig schilde het of Mijnheer Deprez bleef er zelve in. Hij heeft seffens moeten berecht zijn, maar gaat nu beter.


19 februari 1871: Le Courrier de l’Escaut:


Melding van een drama in Avelgem: wanneer 3 kinderen door het ijs zakken snelt vicaris DEPREZ ter hulp, maar ook hij valt in het ijskoude water. Bij het hulp bieden zakken nog 5 personen door het ijs. De zoon van mr. BOUTIAU kan met een stok één voor één uit het water halen, maar 2 kinderen worden het slachtoffer van hun onvoorzichtigheid.


26 september 1871: Belgisch Staatsblad:


Onder nummer 269 wordt besloten een “bronzen kruisken voor moed en zelfopoffering” te schenken aan Francis Deckmyn, bijgenaamd “De Slekke”, rondleurder uit Roeselare.


26 september 1871: Journal de Bruges:


ACTES OFFICIELS.

Actes de dévouement. Récompenses. – Le récompenses indiquées ci-après sont décernées aux personnes qui se sont distinguées par des actes de courage, de dévouement et d’humanité.

Ont obtenu la médaille de 1re classe:

… Coetsier, marchand, à Avelghem ; Deprez, vicaire, id. ; …

Ont obtenu la médaille de 3e classe:

...Wannyn, ouvrier cordonnier, à Avelghem ; Meurisse, id., id. ; Deckmin, colporteur, à Roulers; …

Ont obtenu une récompense pécuniaire :

...Wannyn, ouvrier cordonnier, à Avelghem, 25fr.; Meurisse, id., id., 25 fr.; Deckmin, colporteur, à Roulers, 25 fr.; …


27 september 1871: Gazette van Brugge:


A. Coetsier, koopman, te Avelghem, redde dry kinderen uit het ys. – Medaille van 1e klas.

J. Deprez, onderpastor, te idem, zelfde feit. – Medaille van 1e klas.

A. Wannyn, te Avelghem, J. Meurisse, te id. en F. Deckmin, te Rousselaere, zelfde feit. – Medaille van 3e klas en 25 fr. belooning,


Nogal wat tegenstrijdigheden en natuurlijk moest volgens de destijds geldende tijdsgeest de onderpastoor een heldenstatus krijgen… Nu het doet er niet toe, mijn betovergrootvader (Petrus) Franciscus Deckmijn kreeg de Burgerlijke Medaille voor moed en zelfopoffering 3de Klas en daarbovenop nog eens 25 frank, wat toen gelijk stond aan ongeveer tien maal het dagloon van een arbeider.


Ziehier zijn genealogische gegevens:


Petrus Franciscus Deckmijn, “Slekke”, leurder, werd geboren te Roeselare, in de Nieuwmarkt 42, op 4 mei 1844, en overleed er ook op de Nieuwmarkt, op 17 maart 1899. Hij was de zoon van de visvoerder / visverkoper Franciscus Deckmyn, “Sisgie van Finellens”, en de visverkoopster Maria Jacoba Callebert, “Siroopoogsgie” of “Kobaegie”, die nog op De Vismarkt stond. "Slekke" is dus de oudere broer van Barbara Theresia Deckmyn, “Blê” / “Blêjgie” uit Van Rosendael 1882 tot... Deel I...

Hij is getrouwd te Roeselare op 3 juni 1865 met

Maria Ludovica Maes, “De Goele”, fabriekwerkster, na huwelijk leurster, geboren te Roeselare, in de Manestraat, op 30 september 1846, overleden te Kessel-Lo in 1922. Zij woonde in 1847 in de Nieuwmarkt 11 en in 1857 in de Manestraat 14. Zij was op 16 april 1878 ingeschreven in Turnhout.

Zij woonden in 1865 in de Manestraat, in 1866 in de Nieuwmarkt Ingang 24 en in 1890 in de Nieuwmarkt 11.

Zij waren met hun twee oudste dochters in maart 1874 in Doornik en in december 1874 in Erembodegem.

Petrus Franciscus en Maria Ludovica trouwden zoals zo velen op de Nieuwmarkt met geestelijke toestemming. Volgens mijn bescheiden mening waren zij niet in de derde maar in de vierde graad aan elkaar verwant. Tja, meneer pastoor kon zich ook wel eens vergissen… of was soms wat overijverig als het over de Nieuwmarkt ging… of een van hun voorouders had "'n buutlabeurkie" gedaan...

Copyright @ All Rights Reserved